Infoblad 303
Aardingsvoorziening in een TT-stelsel Basis: NEN 1010 okt 2015 en NPR 5310 dec 2008 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
gG-smeltpatronen (gewoon) | Installatieautomaten | |||||||
16 A | 20 A | 25 A | B 16 A | B 20 A | B25 A | C 16 A | C 20 A | |
Ra weerstand naar aarde | 1,0 Ω | 0,6 Ω | 0,3 Ω | 1,9 Ω | 1,3 Ω | 0,9 Ω | 0,5 Ω | * |
Zc circuitimpedantie | 2,0 Ω | 1,5 Ω | 1,3 Ω | 2,9 Ω | 2,3 Ω | 1,8 Ω | 1,4 Ω | * |
* praktisch niet haalbaar, waardoor men aanvullend aardlekschakelaars toe moet passen.
Voor de tabel gelden de volgende
uitgangspunten:
- aansluiting alleen in bebouw gebied (max 300 m van trafo)
- Rb (weerstand trafo aarde) niet meer dan 0,4 ohm
- lengte van fase- en PE-leiding van de installatie; niet meer dan 20m
-
weerstand fase- en PE-leingen (2,5 mm2) 0,0093
Ω/m
-
geen veiligheidsmarges (uitdroging grond, corrosie,seizoeninvloeden ed)
Niet in tabel
Staat
de gewenste smeltpatroon of automaat niet in de tabel of men kan niet
aan bovenstaande uitgangspunten voldoen, dient e.e.a. uitgerekend te
worden.
Voor het
bepalen van Zc
dient men de juiste uitschakelkarakteristieken van de toe te passen smeltpatronen of
automaten te gebruiken om de maximale stroom te bepalen waarbij het
beveiligingstoestel binnen de 0,2 sec uitschakelt.
Voor het bepalen
ban
Ra
(weerstand naar aarde) dient men de juiste Rb
(weerstand trafo aarde) en de juiste
Zl (impedantie van fase en beschermleidingen) bij de netwerkbeheerder
te achterhalen.
Voorbeeld
uitschakelkarakteristieken
van D-Traag gG smeltpatroon
Voorbeeld
uitschakelkarakteristieken
van D-Snel gF smeltpatroon
Voorbeeld:
Bij een TT-stelsel, met
25 A D-Traag gG zekeringen; welke weerstand naar aarde moet men toepassen?
In grafiek van gG
smeltpatroon zien we dat een 25 A zekering bij 0,2 sec dan bij ca. 190 A
uitschakelt.
Zc
<
Ua /
Ia = 230 / 190 = 1,21
ohm
Dus mag de
weerstand in het gehele circuit niet meer zijn dat 1,21 ohm, om deze
stroom te kunnen laten lopen.
Weerstand
van trafo aarde + impedantie van fase en beschermleidingen is ca 1 ohm
(vuistregel).
Dus de
weerstand waarde naar aarde moet onder de 0,21 ohm blijven.
Kan men
deze waarde niet halen, zal men het volgende na moeten gaan:
- de Rb
(weerstand trafo aarde) is (op te vragen bij de netwerkbeheerder)
- de
weerstandwaarde van de fase- en pe-leidingen.
Weerstand berekening van draad:
R draad= 0,017 * lengte van de
draad (in m) / draaddoorsnede (in mm2)
Volgens de oude NEN 1010 (2003) en NPR 5310 (2003 en 2007)
Hier had men een andere benadering, namelijk de formule: Ra * Ia < 50 V → Ra = 50 / Ia (Ia = stroom die het beveiligingstoestel automatisch doet aanspreken)
Kijkende naar de uitschakelkarakteristieken van automaten, blijkt dat een automaat met een B-karakteristiek bij - 5 keer de nominale stroom In - gegarandeerd afschakelt.
Met andere woorden
Ra = 50 / 5 *
In
→
Ra = 10 /
In
(In = nominaal stroom)
In de oude NPR 5310 werd er met benaderingsformules gewerkt, uitgaande van de totale circuitweerstand Zc. Waarbij de getallen naar de veilige kant zijn afgerond.
Maximale circuitweerstand in een TT-stelsel (volgens de oude NPR 5310 blad 35):
Beveiligingstoestel | Maximale circuitweerstand Zc |
gG-patroon en D-patroon | 30 / In |
D-patroon traag | 22,5 / In |
Automaat met B-karakteristiek | 40 / In |
Automaat met C-karakteristiek | 20 / In |
Automaat met D-karakteristiek | 10 / In |
Aardverspreidingsweerstand van de installatie aarde (uitgaande van Rb + Zl = 0,5 Ω) (volgens de oude NPR 5310 blad 35):
In de praktijk mag men voor de
Rb +
Zl van ca.
0,5
Ω uitgaan.
In buitengebieden kan deze waarde hoger liggen, zodat
een controle op de echte circuitweerstand nodig is.
Beveiligingstoestel | 10 A | 16 A | 25 A | 40 A |
gG-patroon of D-patroon | 2,5 Ω | 1,375 Ω | 0,7 Ω | 0,25 Ω * |
D-patroon traag | 1,75 Ω | 0,9 Ω | 0,4 Ω | 0 Ω * |
Automaat met B-karakteristiek | 3,5 Ω | 2 Ω | 1,1 Ω | 0,5 Ω |
Automaat met C-karakteristiek | 1,5 Ω | 0,75 Ω | 0,3 Ω | 0 Ω * |
Automaat met D-karakteristiek | 0,5 Ω | 0,12 Ω * | 0 Ω * | 0 Ω * |
* praktisch niet haalbaar, waardoor men aanvullend aardlekschakelaars toe moet passen.
Aardverspreidingsweerstand volgens de benaderingsformule (volgens de oude NPR 5310 blad 35):
In de praktijk wordt ook vaak als benadering,
Rb +
Zl in een
verhouding van In weergegeven. Hierdoor krijgt men enkele vuistregels die
makkelijker te onthouden zijn.
De bekendste daarbij is
Ra < 25 /
In
Vroeger was dit de basisregel, echter nu geldt deze regel
alleen nog maar in specifieke gevallen.
Rb +
Zl Opgegeven door netwerkbeheerder (energiebedrijf) |
5 / In | 0,5 Ω bij 10 A | 10 / In | 1 Ω bij 10A | 15 / In | 1,5 Ω bij 10 A |
0,3 Ω bij 16 A | 0,62 Ω bij 16 A | 0,9 Ω bij 16 A | ||||
0,2 Ω bij 25 A | 0,4 Ω bij 25 A | 0,6 Ω bij 25 A | ||||
0,12 Ω bij 40 A | 0,25 Ω bij 40 A | 0,37 Ω bij 40 A | ||||
gG-patroon of D-patroon | Ra < 25 / In | Ra < 20 / In | Ra < 15 / In | |||
D-patroon traag | Ra < 17,5 / In | Ra < 12,5 / In | Ra < 7,5 / In | |||
Automaat met B-karakteristiek | Ra < 35 / In | Ra < 30 / In | Ra < 25 / In | |||
Automaat met C-karakteristiek | Ra < 15 / In | Ra < 10 / In | Ra < 0 * | |||
Automaat met D-karakteristiek | Ra < 5 / In | Ra < 0 * | Ra < 0 * |
* praktisch niet haalbaar, waardoor men aanvullend aardlekschakelaars toe moet passen.
Voor informatie over de waarde van Rb + Zl kan men in het algemeen terecht bij de netbeheerder (energiebedrijven).
Uit de tweede tabel (aardverspreidingsweerstand uitgaande van Rb+Zl=0,5 Ω) zien we dat een TT-stelsel alleen voor kleine installaties mogelijk is.